lokvoer

 

LOKVOER
Dit verhaal hier is voor iedereen die al lokvoer gebruikt of van plan is om dit te gaan gebruiken. In dit verhaal staan de meest algemene zaken van de diverse componenten van lokvoer, en uitgelegd hoe je deze kan gebruiken.
Waarom gebruiken we lokvoer, zult u zeggen. Voer in het water gooien en niet eens weten of er vis zit, laat staan of ze erop af komen. Wij zijn van mening dat lokvoer wel degelijk heel belangrijk is voor de bevordering van de visvangst. Het woord zegt het al, lokvoer is namelijk voer om iets te lokken, in ons geval VIS, en liefst zoveel mogelijk. Bedenk altijd: Een voersamenstelling dient in functie van de visomstandigheden te zijn! Dat een lokvoer voor stilstaand water verschilt met een lokvoer voor stromend water, zal duidelijk zijn. Daarom dat wij via deze pagina wat voorlichting willen geven over o.a. lokvoer. Om de bespreking van de diverse voerbestanddelen logisch op te bouwen, hebben wij een onderverdeling gemaakt gericht op de specifieke eigenschappen van de voerbestanddelen. Achter de meeste voerbestanddelen staat een nummer, zodat u kunt zien tot welke groep deze behoort. De groepen vindt u weer terug in de referentietabel verder op deze pagina.


GROEPSVERDELING VAN DE VOEDERS EN STOFFEN.
Groep 1: .. geschikt voor de basis van een lokaas.
Groep 2: .. bindende en verzwarende eigenschappen.
Groep 3: .. voerbestanddelen, die wolken in het water.
Groep 4: .. stoffen, die de werking zullen bevorderen.
Groep 5: .. geurstoffen.
Groep 6: .. smaakstoffen.


Bij de bespreking van de verschillende stoffen staat, bij dosis, het te gebruiken aantal procenten. Een voorbeeld: 20% wil zeggen dat er van dat product 200 gram gebruikt mag worden op het totaal van 1000 gram lokvoer gewicht.

Aardappelbloem (2): hiervoor gebruikt men meestal buitenlandse aardappelen, die gedroogd en zeer fijn vermalen zijn. Heeft een hoge zetmeelwaarde en een sterk klevende werking. Goede aardappelbloem is steeds zeer licht van kleur.
Aardappelvlokken (4): hiervoor worden aardappelen gedroogd en gewalst. Vlokken zijn vetter dan aardappelbloem en hebben ook een min of meer bindende werking. Er kan een flinke hoeveelheid van gebruikt worden, vooral bij het aanleggen van een karper- of brasemstek. Vooral goed in brasemvoer en dus geschikt voor de bodemvisserij. De vlokken nemen het water op en gaan boven het voer zweven. Aardappelvlokken kan men ook bijmengen, nadat het voer natgemaakt is. De kleur, licht geel, is bepalend voor de kwaliteit. Aardappelvlokken worden gebruikt als bindmiddel en als werkend bestanddeel, zijn eetbaar en goed te verteren. In grote hoeveelheden gebruikt zijn aardappelvlokken erg verzadigend, in beperkte mate is van verzadiging nauwelijks sprake. Dosis 10 %. Kleur droog: licht geel. Kleur nat: licht geel.
Arachide puur (4): bestaat uit gebroken, ongebrande aardnoten. Bevat een hoog vetgehalte en bevordert op die manier de werking van het voer. Zeer geschikt voor stromend water. Neemt moeilijk vocht op en doet een lokaas langzaam uiteen vallen.
Arachide bruin (4): nadat de olie uit de aardnoten is geperst, wordt de rest vermalen. Door het grote percentage vliesgedeelte krijgen we de roodbruine kleur. Deze kleur is bovendien bepalend voor de kwaliteit en het resterende vetgehalte. Hoe donkerder, hoe meer vet de arachide bruin bevat. Neemt makkelijker vocht op dan arachide puur en we zullen er dan ook meer van moeten gebruiken. Te gebruiken in elk lokvoer dat slechts langzaam uiteen mag vallen en lang moet werken. Er zijn nog 4 soorten arachide in de handel.
Beschuitmeel (1): gebroken, vermalen beschuit. Het onderscheid in kwaliteit is gekoppeld aan de kleur. Is het beschuitmeel lichter van kleur, zal de geur identiek zijn aan fijngewreven beschuit. Hebben we een meer donkere kleur dan is het meel afkomstig van breuk en te hard gebakken beschuiten. Het donkere beschuitmeel ruikt sterker en is volumineuzer dan het lichte. Goed beschuitmeel kan nooit goedkoop zijn (het donkere is wel iets goedkoper dan het lichte). Het beschuitmeel heeft een erg laag soortelijk gewicht en is een van de beste voerbestand-delen voor de basis van een goed lokaas. Bodem- en oppervlakte visserij. Is eetbaar, bindend. Door het toevoegen van een handje droge beschuit aan het reeds klaargemaakte voer kort voor het voeren zullen de droge delen snel uit de voerbal loskomen en zo een ‘verticaal’ voer-spoor maken. Kleur droog: licht bruin. Kleur nat: rosbruin.
Biscuitmeel (6): gemalen ijsco wafels. Ook in de handel onder de naam ‘GALETTE’. Biscuitmeel weegt licht, heeft een sterke geur en een klevende werking. Neemt moeilijk vocht op en wanneer er te veel van gebruikt wordt zal het lokaas te licht worden. Op stilstaand water mag iets meer gebruikt worden dan op stromend water
Broodmeel (1): broden, die niet worden verkocht, misbaksels en overschotten worden op een lage temperatuur gedroogd, gebroken en vermalen. De kwaliteit is nauw verbonden met de kleur. Goed brood-meel is wit van kleur, fijn vermalen en is hoofdzakelijk afkomstig van het kruim (witte melk). Heeft het een meer bruine kleur, dan zijn er ook bruinbrood en snijafval in verwerkt. Donker broodmeel is zwaarder dan wit en heeft een klevende werking. Te gebruiken in een voer voor bodem- en oppervlakte visserij. De bevochtiging moet in fasen gebeuren omdat het broodmeel veel water opneemt. Bindend & eetbaar. Dosis tot 50 %. Kleur droog: wit tot licht bruin. Kleur nat: idem.
Bloedpoeder (6): een zuiver donkerrood, fijn poeder. Is de kleur donker, naar het zwarte toe, bevat bloedpoeder veel onzuiverheden. Dit poeder mag slechts in een kleine hoeveelheid door het lokaas vermengd worden, omdat het zich snel in het water verspreidt. Komt het best tot zijn recht in de winter. Dosis maximaal 3%.
Cocosmeel (4): is het gemalen schroot van de kokosnoot overblijvend na de oliebereiding. Heeft een penetrante geur en neemt goed vocht op. Zeer geschikt op stilstaand, niet te diep water en gericht op niet al te grote vis. Het is in feite ontvet notenmeel en daarom ook licht van kleur. Hoe lichter van kleur het cocosmeel, des te vetarmer is het. Te licht cocosmeel is waardeloos! Dosis 20 %.
Collant (6): is een vermalen paardenbrok, een samengesteld voer voor renpaarden. Bevat een hoog percentage eiwitten, heeft een welriekend aroma gevormd door de melasse die gebruikt wordt om de brok samen te houden en die gebakken wordt. Is sterk levend en gericht op grote vis, niet geschikt voor een licht voertje! Dosis maximaal 10%.
Copra Melasse en natuur (6): Kopra is het witte vruchtvlees van de kokosnoot. Na de olie extractie blijft er, naargelang de bereidingsmethode, kokos- of notenmeel over. Om de melasse, een restproduct van de suikerbereiding op te zuigen, wordt cocosmeel gebruikt, vandaar de naam kopra melasse. Goede kopra is donker van kleur, geurt sterk en kleeft, vandaar dat het niet makkelijk is het homogeen door het voer te mengen. Gericht op brasem. Sterk bindend en eetbaar. Dosis 15 %. Geschikt voor de bodemvisserij. Kleur droog: natuur = wit/melasse = bruin. Kleur nat: natuur = wit/melasse = donker bruin.
Coriander (5-6): geur- en smaakstof, bitter van smaak, gebruikt voor dieper, stromend water, gericht op het lokken van grote vis(brasem). Best is de volle korrel te nemen en deze met een basis product te vermalen (broodmeel, paneermeel). Koriander is geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, heeft geen voedingswaarde maar bevordert sterk de spijsvertering. Koriander is een geur- en smaakmaker, die goed te combineren is met vette, verzadigende meel-soorten zoals notenmeel, pindameel, koekjesmeel of beschuit. Aromatisch. Dosis 5 -15 %. Kleur droog: licht bruin. Kleur nat: donker bruin. Heeft geen voedingswaarde, bevordert sterk de spijsvertering. Gewicht per liter: 500 gram.
Duivenmest (5): verkrijgbaar in twee vormen: gedroogd of vers (ingevroren of poedervorm). Verse duivenmest is te verkiezen boven gedroogde. Vooral de manier van bereiden is voornaam. Duivenmest zetten we steeds onder water om op die manier de onzuiverheden te verwijderen. Goede duivenmest herkent men aan de gifgroene kleur. We gieten het water af en met een mixer maken we er een homogeen papje van. Best is de duivenmest vochtig te laten, zodat er na toevoeging van het overige droge lokaas geen extra water dient te worden toegevoegd. Heeft een bindende werking. Zeker te gebruiken in een voornvoer. Dosis 5 %.
Fenegriek of Fenugrec (5): geurstof gericht op brasem. Te gebruiken op dieper water. De zaden hebben een sterke geur en een bittere smaak. Fenegriek is interessant in veel voersamenstellingen omdat het de eetlust van de vissen bevordert, in het bijzonder de grote vissen waaronder de karperachtigen. Geschikt voor de bodemvisserij, is sterk aromatisch, ook bindend en heeft geen voedingswaarde. Men kan in een samenstelling tot 15 % per kilo gebruiken op voorwaarde dat het voer uitsluitend wordt gebruikt als grondvoer. Juist bij het gebruik van vette bestanddelen zal fenegriek een goede aanvulling zijn. Sterk aromatisch en ook bindend. Dosis 5-15 %. Kleur droog: geel groen. Kleur nat: groen.
Hennep-kempzaad (4): is de gemalen hennepkorrel (kempzaad). Deze kan grof of fijn vermalen worden. Wanneer we de volle korrel zelf malen deze steeds mengen met paneermeel of polenta. Heeft een zeer hoog vet percentage en een specifieke aantrekkingskracht, vooral op voorn. Zal de werking van het voer sterk bevorderen en geeft het voer een typische geur. Hennepkorrels kunnen vermalen worden, kan men laten kiemen of poffen (grillen). Gemalen hennep kan men op de volgende manieren bereiden:
A. Geweekte hennep: hiervoor malen we de hennep zeer fijn. Eventueel nog extra uitzeven met een fijne keukenzeef. We gieten enkele uren vóór we het lokaas klaarmaken kokend water over de gemalen hennep. Laten afkoelen. Zowel het water als de hennep gebruiken we om het lokaas aan te maken. Voor stilstaand water.
B. Gekookte hennep: we malen de hennepkorrel niet te klein en zetten ze ruim onder water (er mag zo’n 2 á 3 cm water boven de hennep staan). We laten dit mengsel goed doorkoken tot het water praktisch verdampt is. Na afkoelen nemen we notenmeel en mengen dit met de gekookte hennep tot we een stijf mengsel verkrijgen. Met een mengsel van paneermeel en beschuitmeel wordt dit papje verder droog gemaakt. Voor stromend water.
C. Gemalen hennep voor het vissen aan de bodem, is bindend en klevend en zeer voedzaam. Is onmisbaar in ieder bodemvoeren zeer geschikt voor voorns. Bindend en klevend. Dosis 10 -25 %. Kleur droog: grijs. Kleur nat: donker grijs (indien geweekt in heet water: wit).
D. Geroosterde hennep wordt gebruikt in de bodem- en oppervlakte visserij, bindt weinig en heeft weinig kleefkracht, is zeer voedzaam en moet gebruikt worden in een actief voer. Dosis 10 - 15 %.
Havermout (4): is de gestoomde en geplette haverkorrel. Heeft een sterk bindende werking, zeker wanneer de havermout fijn vermalen is. Nooit gebruiken op stilstaand water. Als de havermout grof gemalen is neemt hij moeilijker vocht op, kleeft minder en zullen de deeltjes boven het voer gaan zweven. Gericht op grote vis. Maximaal 10 %.
Johannesbroodmeel (6): is de gebroken en vermalen vrucht van de Johannesbroodboom. Bevat een hoog percentage zetmeel en suiker, vandaar de zoete smaak. Kan kopra melasse vervangen. Men zou het eveneens gezoet broodmeel kunnen noemen. Gericht op grote vis en geschikt in een brasemvoer. Dosis 10 %.
Karwijzaadmeel (5): geurstof met een sterke, indringende geur, lijkt sterk op venkel en komijn, werkt eetlust bevorderend en is geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij. Karwijzaadmeel is niet zo’n kritisch bestanddeel in een voer, er kan gerust een redelijke hoeveelheid worden gebruikt. Te gebruiken op dieper water en daar, waar grote vis gevangen moet worden. Sterk aromatisch. Dosis in een oppervlaktevoer 15 %, in een bodemvoer 10 %. Kleur droog: groenbruin. Kleur nat: groenbruin. Geen voedingswaarde.
Kiemzaad (4): is een mengeling van kiemrijke zaden: hennepzaad, negerzaad, kanariezaad, millet, raapzaad, spurrie, lijnzaad, blauw maanzaad eventueel aangevuld met anijszaad, tarwe en gebroken rijst. Vier dagen in de week zetten. Zaden, die komen bovendrijven, afscheppen en weggooien. Na het weken de zaden nog even doorkoken en spoelen met koud water. Het water afgieten en de nog natte zaden mengen met paneermeel (beschuitmeel). Als het mengsel droog is, zo fijn mogelijk malen. Kan zowel voor stilstaand als stromend water gebruikt worden. Dosis 25 %.
Koekjesmeel (6): zijn fijn vermalen koekjes, zoals petit beurre en mariekes. Is zoet, neemt goed water op en kleeft. De kwaliteit is te herkennen aan de kleur. Koekjesmeel dient egaal van kleur te zijn, donkergeel tot lichtoranje. Gericht op brasem. Dit meel wordt op dezelfde manier gebruikt als beschuit, maar mag niet worden gebruikt als hoofdbestanddeel. De bindende werking is goed, zodat koekjesmeel goed op stromend water gebruikt kan worden, vooral brasems zijn er gek op. Koekjesmeel is geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, is eetbaar, bindend en vooral een goede smaakmaker; kan heel goed als hoofds-maak of geur worden gebruikt zonder toevoeging van overige smaak-of geur elementen. Net als beschuit kan koekjesmeel heel goed een voer ‘attractief’ maken door toevoeging van een handje droog koekjesmeel. Bindend. Voedingswaarde: zeer voedzaam – 410 calorieën per 100 gram. Dosis 10 tot 15%.
Koolzaadmeel (4): gemalen zoet raapzaad. Moet steeds fijn vermalen gebruikt worden. heeft een erg hoog vetgehalte en een laxerende werking. Wordt het zaad voorgeweekt, zal het kiemen. Steeds malen met paneermeel. Kan in een voer voor diep water hennep vervangen. Vooral in koudere seizoenen is dit een goed bestanddeel, geschikt voor de bodemvisserij en sterk bindend. Te veel koolzaad zal er toe leiden, dat de voerballen erg vast zijn en nauwelijks uiteenvallen. De dosering hangt dus ook af van de omstandigheden van het viswater. Bij een sterke stroming kan koolzaad erg goed van pas komen (dosis 20 %), in stilstaand en langzaam stromend water moet de dosering gering zijn (dosis 10 %). Sterk bindend. Dosis 10 tot 20 %. Kleur droog: bruin groen. Kleur nat: bruin groen. Voedingswaarde: nogal voedzaam (een en ander hangt af van de mate van de olie nog aanwezig).
Kurkpoeder (4): fijngemalen kurkafval. Geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij. Vermengen, nadat het lokaas nat is gemaakt. Geeft een explosieve werking aan het voer. Zeker geschikt voor ondiep water. Wordt ook gebruikt om kleine verse de vase los te zetten. Gebruik niet te veel kurkpoeder, dit kan het tegenovergestelde effect hebben. Neutraal en erg sterk werkend. Dosis 25 %. Kleur droog: licht bruin. Kleur nat: bruin. Heeft geen voedingswaarde, toch neemt de vis kurkmeel op omdat de actie de vis hiertoe verleidt.
Leem (aarde) (2): löss, wordt hoofdzakelijk gebruikt om het voer te verzwaren. De gebruikte vochtige leem dient men eerst door en zeef te drukken. Best is vochtige leem te gebruiken en deze bij het lokaas te voegen nadat dit volledig klaar is. Indien mogelijk vóór het maken van de voerballen.
Lijnzaad/vlasmeel (2-4): gemalen lijnzaad (vlaszaad). Heeft een hoog percentage vet en zal hierdoor de werking van het voer bevorderen. Is alleen geschikt voor de bodemvisserij, sterk verzadigend en sterk bindend. Ook voor sterk stromend water kan men met dit meel een stevig voer maken. Sterk bindend. Kleur droog: licht geel, roodachtig. Kleur nat: idem. Heeft een hoge voedingswaarde, zoals de meeste meelsoorten van graan afkomstig (380 cal). Dosis 5 %.
Manioc (3): komt van de cassave, een tropisch gewas. Maniok is ook bekend als tapiocameel. Hoe witter de maniok, hoe beter de kwaliteit. Een uiterst fijn meel dat een uitstekend wolkvormer is, maar ook iets bindend. Wolkt lang en kleurt het water wit, heeft een hoog visueel effect. Geschikt voor de bodem-, maar vooral voor de oppervlaktevisserij. Dit meel is voedzaam en verteert matig. Sterk wolkend, iets bindend. Dosis 5 %. Kleur droog: wit. Kleur nat: roomkleurig.
Maïs (2-3): is rijk aan zetmeel en goed eetbaar. Maïs is de basis voor veel verschillende meelsoorten. Maïskorrels zijn ook puur te gebruiken, vooral bij het vissen op brasem en karper erg doeltreffend. De meel-soorten hebben verschillende eigenschappen. In het algemeen zijn deze soorten weinig klevend. Ze worden verwerkt in alle soorten voer, zowel grondvoer als in een voer voor de oppervlaktevisserij.
A. Maïsmeel, geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, is bindend en hoort in elke voer-samenstelling thuis. In een oppervlaktevoer zal maïsmeel het voer een lichte kleur geven. In een bodemvoer is maïsmeel ‘verplicht’ en goed voor alle vissoorten. In grote hoeveelheden kan maïsmeel verzadigend zijn. Bindend. Dosis 15-30 % per kilo. Kleur droog: lichtgeel. Kleur nat: donkergeel.
B. Geroosterd maïsmeel heeft een erg aangename geur en is vooral aan te bevelen in een grondvoer, ook vanwege de kleur die vaak zal passen bij de bodem. Dit meel heeft geen bindende werking. Fijn gemalen maïs - griesmeel: oppervlakte visserij. Grof gemalen maïs-griesmeel: bodemvisserij. Kleur droog: geeloranje. Kleur nat: oranje.
C. Maïsmeel-griesmeel, fijn of grof gemalen is onbewerkt een mager product. Gekookt is maïsgriesmeel meer doeltreffend en behoorlijk verzadigend. Grof maïsgriesmeel is bedoeld voor grote vissen. Fijn maïsgriesmeel is het meest geschikt voor het vissen aan de oppervlakte of op halve diepte. Niet bewerkt is het nauwelijks bindend, indien gekookt, een sterke binder. Neutraal en wolkend. Dosis 20%. Kleur droog: geel oranje. Kleur nat: oranje.
D. Hollands geel is een meel dat verwant is aan het fijngemalen maïsgriesmeel, maar dat bleker van kleur is en iets meer smaak heeft. Is geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij en verteert erg goed. Dosis 10-25 %
E. Lijnkoek van maïs-scheuten. De maïsscheuten worden verbrijzeld. Dat levert maïsolie op en ook de lijnkoek, deze wordt vervolgens tot meel vermalen. Alle vissen houden van dit product, wordt gebruikt als bodemvoer en is erg populair bij wedstrijdvissers. Dosis 10 -25 %.
Maïsgluten (2): komen vrij na het onttrekken van de kiem en het zetmeel uit de maïskorrel. Zijn geeloranje, geelbruin of bruin van kleur. Gericht op een voer voor grote vis. Hebben een sterk klevende werking en zullen het voer verzwaren. In een grondvoer en voer voor half water te gebruiken. Dosis 10 %.
Melasse (suikerstroop/vloeibaar) (6): is het stroopachtige, bruine residu van de suikerbereiding (zie ook copra melasse) met typische geur en zoete smaak. De benodigde hoeveelheid kan in het water, nodig voor het bevochtigen van het voer, worden opgelost. Heeft een sterke geur, zal zeer goed binden, suikergehalte 40%, en geeft een aangename zoete smaak. Geeft bovendien een donkere kleur aan het voer. Alleen gebruiken voor de bodemvisserij, vooral brasems zijn er dol op. Dosis 5 %.
Melkpoeder (3): een typische wolkvormer, geschikt voor elk onderhoudsvoer. Geeft een langdurige wolk. Ongeschikt voor stromend water. Heeft een min of meer klevende werking. De melkpoeder uit de hengelsportzaak is met visolie of grasmeel gedenatureerd. Vandaar dat hij iets vetter is dan de melkpoeder die geschikt is voor menselijke consumptie.
Mergel (3): een sterke wolkvormer die goed te gebruiken is voor een lokaas in elk ondiep, stilstaand water en in een oppervlakte voertje. Er is ook witte mergel in de handel. Verder wordt mergel gebruikt om kleine verse de vase droog te maken en te bewaren. Mergel wordt droog vermengd, nadat het lokaas natgemaakt werd. Goede mergel is zo fijn als talkpoeder en mooi diepgeel van kleur.
Notenmeel (4): bestaat uit de vermalen schilfers van de kokosnoot of van de okkernootboom. Heeft een hoger vet gehalte dan cocosmeel en is daarom donkerder van kleur. De geur is ook veel scherper. Notenmeel gebruiken we op dieper en stromend water, geschikt voor de bodemvisserij, is bindend en wordt vooral gebruikt om de vis aan een visplaats te laten wennen. Gebruik het voer in combinatie met een bestanddeel met de eigenschap die de spijsvertering bevordert. Bindend en voedzaam. Kleur droog: donkerbruin. Kleur nat: donkerbruin. Dosis 20%.
Oeuilette (4): is vermalen of geplet blauwmaanzaad. Zou de eigenschap hebben de reactie van de vis te beïnvloeden door het wantrouwen weg te nemen. In kleine hoeveelheid geschikt voor elk typisch voornvoer. Dosis 5 %.
Paneermeel (1): is hetzelfde als chapelure. De kwaliteit moet gelijk zijn aan deze voor menselijke consumptie. Hoe fijner paneermeel, hoe meer vreemde bestanddelen erin aanwezig kunnen zijn. Heeft een kleiner vochtpercentage dan brood-meel en daarom een lager soortelijk gewicht. Ligt tussen broodmeel en beschuitmeel in. ANCO paneermeel is het meest geschikt. Werkt iets klevend. Er is ook gekleurd paneermeel in de handel, rood en geel. Hiervoor werd het deeg voor de broden ingekleurd met een kleurstof geschikt voor menselijke consumptie. Dit gekleurde paneermeel dient om de kleur van het lokaas te beïnvloeden. Droog door het lokaas vermengd vormt paneermeel een goed werkend bestanddeel door droge deeltjes die zullen stijgen, water opnemen en daarna weer zullen zakken. Paneermeel doet het lokaas sneller uiteenvallen dan broodmeel. Drie producten, die meestal in de basis van elk lokaas gebruikt worden hebben we reeds besproken: brood-meel, beschuitmeel en paneermeel. We weten, dat wat betreft gewicht broodmeel het zwaarste is, beschuit-meel het lichtste en paneermeel ertussenin ligt. Wanneer we ze in een bepaalde, onderlinge verhouding gaan mengen, kunnen we de basis vormen, die aangepast is aan elk type viswater. In een lokaas voor een ondiep, stilstaan water zullen we de basis zo licht mogelijk houden, wordt het water iets dieper, dan zullen we de basis verzwaren. Vissen we op water met stroming, zullen we de basis weer iets zwaarder maken en wordt het diep, stromend water, wordt de basis nog zwaarder. Een goede uitgangsverhouding is:


1 deel beschuitmeel + ½ deel paneermeel + ¼ deel broodmeel.


A. Blond paneermeel/chapelure
is fijngemalen wolkend en bindend, grof gemalen alleen bindend, geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, niet sterk verzadigend en verspreidt zich snel in het water. Voor een optimale bindkracht is het goed om een deel van het paneermeel vooraf te ‘weken’. Fijngemalen is wolkend en bindend, grof gemalen alleen bindend. Maximaal tot 50% in een voer gebruiken. Kleur droog: wit – licht bruin. Kleur nat: licht bruin.
B. Paneermeel van Vlaams brood is alleen geschikt voor de bodemvisserij. Dit meel is erg interessant voor grote vissen, de structuur is grof, waardoor het in vochtige toestand sterk bindend werkt en dus zeer geschikt is voor stromende wateren. Indien op meerdere dagen een visplek met dit paneermeel wordt aangevoerd, zullen vooral grote vissen er op gaan azen. De grove structuur is mede aanleiding dat het voer nauwelijks zal wolken en er relatief weinig kleine vis door wordt aangetrokken. Kleur droog: wit. Kleur nat: gebroken wit. Geroosterd paneermeel is weer geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, heeft een matige voedingswaarde en is vooral geschikt voor voorns. Bindend. Dosis in een oppervlaktevoer 15 %. Dosis in een bodemvoer 30 %.
Polenta (1): hier onderscheiden we diverse soorten. Polenta is de versneden maïskorrel. De binnenkant van de korrel (zetmeel gedeelte) valt het eerst uit elkaar en wordt eerst afgezeefd. De grove stukken van de buitenmantel worden verder versneden en op fijnheid afgezeefd. De kleur van de polenta hangt af van de gebruikte soort maïs (geel, oranje of wit).
A. Grove polenta: voor diep, stromend water. Dosis 20 %.
B. Italiaanse polenta: fijne korrel, geschikt voor ondiep, stilstaand en langzaam stromend water. Is iets kleverig en zal het voer iets verzwaren en toch makkelijk uiteen laten vallen. Dosis 20 %.
C. Gekookte polenta: door verhitting met stoom heeft de maïskorrel een groter volume gekregen. Daarna wordt de maïskorrel opnieuw gedroogd en versneden. Gekookte polenta is luchtiger en kleveriger dan de gewone polenta. Te gebruiken in een zwaar voer voor stromend water. Dosis 20 %.
D. Polentabloem: is het stuif dat in de zeven achterblijft na de laatste snijbewerking. Wolkt goed en laat het voer snel uiteen vallen. Dosis 15 % in een lichtvoer. Dosis 30 % in een opper-vlaktevoer.
TIP: Voor stromend en diep water kan men polenta (Italiaanse) op de volgende manier bereiden. Polenta in een pan doen en vergieten met water, dat net niet kookt, zo’n 90ºC. Laten afkoelen en droogmaken met paneermeel. Voor 250 gram polenta gebruiken we 300 cc water. Tijdens het overgieten met het hete water wel goed roeren!
Rijstemoule (2): ook wel rijstebloem genoemd is de fijne rijst gries afkomstig van de versneden rijstkorrel. Gebruikt om het aas te verzwaren en de kleur lichter te maken. Dosis 15 %.
Sesamzaad (4): is het vetste zaad voorhanden. Moet vermalen worden met polenta, paneermeel of broodmeel. Zal de werking van het voer verhogen, geschikt voor de bodemvisserij en er mag een behoorlijke hoeveelheid gebruikt worden. De olie in het sesamzaad maakt het geheel erg voedzaam. Indien het zaad geroosterd is, zal het makkelijker verteerd worden, vandaar dat men het beste geroosterd meel kan gebruiken. Geroosterde zaden verspreiden bovendien sterke geur. Om de zaden te roosteren zet men ze in een pan op het vuur onder constant roeren, de zaden moeten in beweging blijven (afzuigkap noodzakelijk). Bindend. Dosis 40 %. Kleur droog: crème. Kleur nat: crème.
Steranijs/badiane (5): is de gemalen anijszaadpil. De beste kwaliteit komt van de steranijs (badiane). Vijfmaal sterker in geur dan het Spaanse anijszaad (anis vert = groene anijs). De kleur moet diep roodbruin zijn. Zeker te gebruiken in een oppervlaktevoer en wanneer er kleine vis gevangen moet worden. Steranijs kan worden gebruikt in een combinatie met meelsoorten, die rijk zijn aan zetmeel, zoals aardappelmeel of maniok. Het zal de eetlust sterk bevorderen. Voornamelijk geschikt voor de bodemvisserij maar niet in te grote hoeveelheden gebruiken. Aromatisch. Dosis 5 %. Kleur droog: roodbruin. Kleur nat: roodbruin. Kleur nat: roodbruin.
Vanille (5): heeft een erg aangename geur en moet als toevoeging in een voer fijn gemalen zijn. In grote hoeveelheden gebruikt is vanille voedzaam en werkt eetlust bevorderend. Is geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij en voor doeltreffend gebruik moet minstens 5 % gebruikt worden op één kilo lokaas. Veel vissoorten zijn er dol op; gericht op brasem. Sterk aromatisch. Dosis 5 %. Kleur droog: donkerbruin. Kleur nat: donkerbruin.
Venkelzaad (5): allround reukstof met een aantrekkelijke geur. Te gebruiken in een voornvoer. De zaden kunnen met paneermeel vermalen worden en werkt eetlustopwekkend. Ruikt enigszins naar anijs en de smaak is iets zoetig. Geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, heeft geen voedingswaarde en is in een visvoer een erg goed product en kan in iedere voersamenstelling gebruikt worden. Sterk aromatisch. Dosis van 2 tot 10 %. Kleur droog: lichtgroen. Kleur nat: legergroen.
Vismeel (4): is niet hetzelfde als haringmeel. De geur van vismeel is scherper en het is donkerder van kleur. Heeft een zeer scherpe geur en bezit een hoog percentage dierlijk eiwit. Te gebruiken in de winter. Dosis 10-20%.
Vleesmeel (4): goed vleesmeel, bereid uit de kadavers van dieren, is te herkennen aan de kleur. Moet donkerbruin zijn. Is het licht van kleur, dan hebben we te maken met vleesbeendermeel, dat minder geschikt is. Te gebruiken in de winter. Dosis 10 - 20 %.
Wouwbloem (2) (faurine de gaude): bestaat uit geëxtraheerde graansoorten. De graankorrels worden met hete stoom bewerkt en gedroogd. Meestal tarwe, rijst en maïs. Deze worden na het extraheren fijn vermalen en hebben een klevende werking. Te gebruiken in een zwaar lokaas dat niet vlug uiteen mag vallen. Dosis 10-15 %.
Zemelen (4): bijproduct van het walsen van de tarwekorrel. Zowel grof als fijn in de handel. De grove zemel is de buitenkant van de tarwekorrel. De fijne zemel is het vlies tussen de buitenkant en de kern (bloem) van de tarwekorrel. Zemelen nemen goed vocht op en dienen om het voer luchtig en licht te maken en vergroot het volume van het lokaas. Zeer geschikt in een opper-vlaktevoertje en een lokaas voor stilstaand water. Zemelen kunnen ook droog door het reeds natgemaakte lokaas vermengd worden, het geeft dan een extra attractief geheel aan het voer door de opstijgende en weer dalende deeltjes. Hebben we lokaas te nat gemaakt dan kunnen we dit verhelpen door er zemelen bij te voegen. Zemelen zijn weinig voedzaam, wel laxerend, geschikt voor de bodem- en oppervlakte visserij, worden ook gebruikt als toevoegsel bij maden. Verspreidend. Dosis 30 %. Kleur droog: bruin (versneden: crème/wit).
Zavel (4): grondsoort die wat betreft eigenschappen tussen leem en mergel zit. Heeft een donkere, diep oranje kleur. Men moet zavel vochtig bewaren en voor gebruik zeven. Is licht wolkvormend. Een lokaas van zavel, paneermeel en kleine verse de vase kan op een stilstaand water dodelijk zijn. Geschikt als basis van een onderhoudsvoer. 


 

stilstaand stromend oppervlakte
Voorn Voorn Brasem Brasem Voorn Voorn Brasem Brasem
Groep Benaming Ondiep Diep Ondiep Diep Ondiep Diep Ondiep Diep
1 Beschuitmeel

X

X

X

X

X

 

X

X

Broodmeel

X

X

 

X

X

X

X

X

Paneermeel

X

X

X

X

X

X

X

X

Grove Polenta

X

 

X

Italiaanse Polenta

X

X

X

X

X

 

X

Gekookte Polenta

 

X

 

X

 

X

 

X

Polentabloem

X

 

X

 

 

 

 

 

X

2 Aardappelbloem

X

 

X

X

X

X

X

Collant

X

X

X

X

Leemaarde

X

 

X

 

X

 

X

Maisgluten

X

 

X

X

X

X

X

Maismeel

X

 

X

 

X

 

X

Rijstemeel

X

 

X

Wouwbloem

X

 

X

X

X

 
3 Maniok

X

 

 

 

 

 

 

 

X

Melkpoeder

X

X

 

 

 

 

 

 

X

Mergel

X

 

X

 

 

 

 

 

X

4

Aardappelvlokken

X

X

 

 

X

X

Arachide puur

 

 

 

 

 

X

 

X

Arachide bruin

 

X

 

X

X

 

X

Cocosmeel

X

 

X

 

X

 

 

 

X

Duivenmest

X

 

 

X

X

Hennepzaadmeel

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Havermout

 

X

X

Kiemzaad

X

 

X

X

X

X

X

Koolzaad

 

X

 

X

Kurkpoeder

X

 

 

 

 

 

 

 

X

Linzaadmeel

 

X

X

X

X

Notenmeel

 

X

 

X

X

X

X

X

Oeuilette

X

X

 

 

X

X

Sesamzaad

X

 

X

 

X

 

X

Vismeel (winter)

X

 

X

X

X

X

Vleesmeel (Winter)

 

X

 

X

X

X

X

Zemelen

X

X

X

X

 

 

 

 

X

Zavel

X

X

X

X

 
5 Anijszaad

X

X

 

 

 

 

 

 

X

Koriander

 

 

 

 

 

 

X

X

Fenegriek

 

 

 

X

 

 

 

X

Karweizaad

X

 

X

 

X

 

X

 

 

Venkelzaad

X

X

 

 

X

X

 

 

X

6 Vanille(koekjes)

X

X

X

X

Melasse

X

X

 

 

X

X

Johannis broodm.

X

X

 

 

X

X

Kopra melasse

X

X

 

 

X

X

Bloedpoeder

X

X

X

X

Biscuitmeel X X

 

LOKVOER BEREIDEN
Aan de hand van de handige lokvoer referentietabel hierboven kunnen we een oneindig aantal voertjes samenstellen, gericht op de specifieke situatie van het te bevissen water en de te verwachten vis. Natuurlijk kan men op een lokvoer nooit enkel en alleen brasem of voorn, grote of kleine vis vangen. Toch kan men een lokvoer afstellen op de vis die op dat ogenblik het beste te vangen is. Hier komen ervaring en kennis van het viswater natuurlijk een woordje meespreken ...
een belangrijke factor die we zeker niet mogen onderschatten. De zes in het voorwoord genoemde hoofdgroepen dienen niet noodzakelijk alle gebruikt te worden.

Een goede verhouding is de volgende:
GROEP 1 + 2 = 60 % VAN DE TOTALE SAMENSTELLING
GROEP 3 + 4 = 30 % VAN DE TOTALE SAMENSTELLING
GROEP 5 + 6 = 10 % VAN DE TOTALE SAMENSTELLING


Verder: stel, dat men een voer moet samenstellen voor diep stromend water, gericht op voorn. Kolom zes van de lokvoer referentietabel geeft voor hoofdgroep twee de keuze uit zes voerbestanddelen. Het is absurd deze alle zes in het voer te mengen. Niet alleen geld in het water gesmeten, ook nadelig voor de eindbalans van het lokaas. Teveel is een stuk slechter dan te weinig. Wat natuurlijk niet zeggen wil, dat bepaalde voerbestanddelen niet gecombineerd mogen en kunnen worden. Hiervoor moeten we de beschrijving even herlezen voor de eigenschappen en bovendien het maximale percentage dat gebruikt mag worden. Hebben we een droge samenstelling uitgekiend, moeten we deze nog klaarmaken om ze te kunnen gebruiken … dit bereiden zal beslissend zijn voor de uiteindelijke kwaliteit en werking (het lokken) van ons lokaas. Eerst en vooral gaat het droge lokaas door een fijnmazige zeef (mazen 1 à 2 mm) en de stukken die op de zeef achterblijven, gooien we weg of worden opnieuw gemalen. Willen we het lokaas extra fijn (stilstaand water) dan kunnen we het nog eens extra malen in bijvoorbeeld een elektrische koffiemolen. TIP: Als u zelf zaden maalt, doe de poeder na het malen door een fijnmazige zeef en gooi weg wat er in de zeef achterblijft!
Het bevochtigen is erg belangrijk. Er mogen geen droge, noch te natte delen in het lokaas voorkomen. Eerst en vooral dienen we het lokaas nat te maken in een ruime bak, een plastic babybadje met ronde hoeken is perfect. Eerst de droge delen goed mengen (bijvoorbeeld met een mixer met slagroomgardes), de bovenste laag bevochtigen, goed mengen en deze bewerking herhalen tot de juiste consistentie is bereikt. Voorzichtig bevochtigen kan bijvoorbeeld met een spons. Het lokaas een half uurtje laten rusten, zodat het vocht goed kan worden opgenomen, eventueel nog wat water toevoegen. Is het lokaas goed bevochtigd dan moeten we er een compacte voerbal mee kunnen vormen die tijdens het vormen niet uit elkaar valt of barst. Na het bevochtigen dienen we het lokaas nogmaals door een zeef te drukken (mazen 3 à 4 mm). Dit geeft een luchtige, veerkrachtige samenstelling. We kunnen vaste voerballen maken, die toch makkelijk uit elkaar vallen en waarvan de werking optimaal is. De werking kunnen we op een eenvoudige manier beïnvloeden. De eerste ballen die we op de voerplek gooien, knijpen we goed vast samen, de volgende iets minder vast en de laatste nog iets minder. De voerballen zullen in het water met verschillende snelheid uiteen vallen en de werking van het lokaas wordt hierdoor verlengd. Verder moeten we er ook rekening mee houden, dat kleine maden, (toegevoegd aan het lokvoer vóórdat we de ballen samen knijpen) het voer zeer snel uiteen wroeten en dat toegevoegde verse de vase (muggenlarven) het lokaas minder vast maakt. Wanneer we het lokaas te water laten moeten we zeker rekening houden met de gesteldheid van de bodem. Een schuine kant kan het lokaas te ver doen rollen, de stroming kan het lokaas te ver van de visplek verwijderen. Verder dienen we er rekening mee te houden, dat de voerballen bij het ingooien schuinweg en niet loodrecht naar de bodem zullen zakken. Als stelregel kunnen we aannemen, dat we het voer ½ meter tot 1 meter korter dan visplek plaatsen, op stromend water zullen we voor elke meter waterdiepte het lokaas 1 meter stroomopwaarts inwerpen. In stromend water, bijvoorbeeld 2,5 meter diep, gooien we onze voerballen 2,5 meter stroomopwaarts. Een handig hulpmiddeltje om goede voerballen te maken, zeker voor stromend water, is: VOCHTIGE HANDEN. Handen natmaken, overtollig water afschudden en de voerbal maken met vochtige handen. De voerbal houdt beter, valt evenwel goed uiteen. Tijdens het voeren maken we eveneens de handen vochtig, zodat de buitenkant van de voerbal bedekt is met een film water. Dit verglazen zorgt ervoor, dat de voerbal niet uiteen valt, wanneer deze het wateroppervlak raakt en vermindert ook de wrijving. Kijk, zo bestaan er nog wel honderden handigheidjes in verband met lokaas. Men moet niet alleen een goede samenstelling hebben waar men op vertrouwt en die samenstelling perfect klaarmaken, we moeten ze ook nog op de goede manier gebruiken. Hier is het de ervaring die bepalend zal zijn. Het gaat nooit van vandaag op morgen. Toch zijn wij ervan overtuigd, dat dit boekwerkje (uniek in zijn soort) de zaken een beetje zal versnellen. Dat u met uw lokaasprobleem bij ons terechtkunt spreekt zonder meer vanzelf. Omdat we weten dat heel wat hengelaars problemen hebben met lokaas en het daarom in allerhande flesjes en potjes gaan zoeken en sterk geloven in diverse geheime formules, daarom hebben we dit werkje samengesteld. De enige echte handleiding voor een goed lokaas. Laat u niets meer wijsmaken, het is allemaal veel eenvoudiger als het lijkt. Bega echter nooit de fout om de vistechniek en de opbouw van de lijn te verwaarlozen, omdat u van mening bent dat lokaas het allerbelangrijkste is! Niets is minder waar. Goed vissen is een harmonieus geheel van hengelaar, materiaal, techniek, aas en lokaas. Aan de hand van de lokvoertabel  kunt u tientallen voertjes samenstellen .... nog een tip, vergeet niet tijdens het samenstellen de gebruikte voerbestanddelen en hoeveelheden op te schrijven, dit zal u later zeker van pas komen. Ook de plaats, het tijdstip en de weersomstandigheden (water-, luchttemperatuur en windrichting), waar u met uw voertje gevist heeft is zeker de moeite van het noteren waard.

Nog enkel tips


** Voer is LOKVOER, geen voedsel. Voer dus met mate!
** Heb vertrouwen in uw voertje! Voer na een half uur zonder beet NOOIT bij als het om brasem gaat.
** Werp af en toe enkele maden op uw voerplek, dat is beter dan direct veel maden in een voer verwerken. Regelmatig bijvoeren houdt de vissen actief!
** Vist u op hard stromend water, voeg dan wat extra polenta of babycorn toe. Ook hier kunt u variatie toepassen door de voer-ballen hard tot flink hard te kneden.
** Voer vooral zeer geconcentreerd.
Een voerplek die te groot is wordt door de brasem in enkele tellen volkomen uiteen gewerkt. Bij een concentratie van het grondvoer blijft dit beter op zijn plaats.
** Leem (zonder klonten) kan als gewicht worden toegevoegd aan het grondvoer bij hard stromend water en bij het vissen op grotere diepten. Het voer is dan sneller op de plaats van bestemming aangekomen.
** Extra geurstoffen toevoegen werkt op vaste brasemstekken niet echt voordelig. Wel kunt u ze toepassen om een nieuwe brasemstek te ontwikkelen.
** Maak brasemvoer, als dat kan, altijd DONKER van kleur. Copra melasse en ook notenmeel kunnen daarvoor zorgen.
** De beste vangresultaten krijgt men door het op de juiste manier kneden en samendrukken van de voerballen.
** Probeer het kneden eens uit en deponeer de voerballen in een emmer. Men kan zo de tijd bepalen wanneer voerballen uiteenvallen en beginnen te werken.
** Zelf uitloden van dobbers kunt u thuis doen in een pvc pijp van zo'n 12,5 cm Ø, of groter, en 75 tot 100 cm lang. Tegelijk met de aanschaf van deze pijp, te koop bij elke goede doe-het-zelf zaak, koopt u een passende sluitende dop en die lijmt u, met pvc-lijm, er aan een kant op. Vullen met water en klaar is kees.